Menu

Wanda Reisel- Over onze Tapijtavond in pakhuis de Zwijger

3 januari 2016 - Blog

IMG_2766

Schrijver Wanda Reisel schreef een tekst over onze tapijtavond Warp&Woof. december 2015

JE GEDROOMDE TUIN

Het tapijt is een tuin. De rand van het tapijt is de muur om de tuin. De zee slaat zijn golven tegen de muur. De tuin ademt rust.

Er zijn plekken die besloten en tegelijk open zijn

Een knoopster neemt een draad die geel, blauw of rood is. Zij weeft draden tussen andere draden. Schering en inslag.

Er zijn mensen die schrijven hun naam in de lucht

Een zeearend spioneert nerveus boven de tuin. Zijn snavel omklemt een veel te grote vis. De vis spartelt, redt zichzelf en valt in de tuin. Daar midden in het tapijt is de fontein, de natte navel van de wereld.

Er zijn er die van niets iets maken

Handen van de meisjes weven een oeroude vis in het tapijt. Hier moet hij komen, daar zijn kop en daar zijn staart. Zij zitten op de grond in kleermakerszit. De zomen van hun jurken onder hun knieën. Zij weven de vis in het kleed. Zij weven hun leven. De vis zwemt zijn rondjes in de verfrissende fontein.

Er wordt hier een tapijt geweven van boze dromen van meisjes

De zeearend spiedt naar zijn prooi in de fontein, midden in het tapijt dat hij van boven af ontwaart. Aan het tapijt knopen meisjes en vrouwen, ieder aan een hoek, twee aan twee. Zij weven draden in het tapijt, geel, rood, blauw. Zij denken aan de kleuren en zien die voor zich. Zij weven de dag door de nacht. Zij weven hun leven.

Zeg denkwerk, raamwerk

Blote voeten schuifelen over het zwarte tapijt. Het zijn de voeten van die meisjes en vrouwen. We horen ze niet. Het zwart is zacht onder hun voeten. Zij strelen het zwarte tapijt met hun gelakte tenen.

Tenen beschrijven een cirkel, een lijn, een geheim

De zee hoor je als je op het balkon van de eerste verdieping gaat staan. Of op de manshoge muur. Maar de vrouwen en de meisjes willen niet gezien worden. Daarom blijven ze in de tuin en schrijden met hun blote voeten over het zwart. Ze dansen en neuriën een lied, zacht en treurig. Ze kennen het lied goed. Muren kaatsten het terug. Het is het lied van waarheid. En van dood. Voor elkaar hoeven zij zich niet te verbergen.

Een traploper loopt over het bordes het huis in

Ze dansen en kijken elkaar recht en trots aan. Niets bedekt hun gezicht. De muur om de tuin beschermt hen.

Zeg niet je lichaam of je leven

Zeg de kracht van de verbeelding

De loper loopt de grote kamer in, rolt verder naar de keuken, waar hij een kok passeert die met een doek om zijn haar geknoopt het vuur opstookt en een pan gloeien laat tot de geelgouden olie walmt.

Zeg niet verberg je gezicht

Zeg de kracht van schoonheid 

De loper rolt over twee treden het bordes op, de openslaande deuren in, naar de grote kamer. Het tapijt is blanco. Zwart als het uitspansel in de nacht. Dit tapijt is zo zwart als de nacht.

Het tapijt rolt de trap op naar de verdieping er boven. Daar zijn kamers met bedden. Lichte kamers met balkons. Kleurige spreien liggen op de bedden. Er hangen bloedrode tekeningen aan de muur. Het tapijt rolt over de drempel van de openslaande deuren van het brede balkon. De rand van de loper slaat tegen de zuiltjes aan en komt daar tot stilstand.

Zeg niet verberg je lichaam

Zeg nooit verberg je talent

We zien de wevende vrouwen en de meisjes in de tuin. De navel van de wereld nevelt als de fontein. De muren beschermen hen. De arend is naar zee om een nieuwe vis te vangen. De meisjes en de vrouwen zingen het lied dat zij maar al te goed verstaan.

Er zijn mensen die je zien

Zeg zijn is gezien worden

Ze ademen de zeelucht. Het omheinde tapijt herbergt hun geheimste gedachten. Het vel van hun lichamen was eens glad. Een zwarte hand heeft zijn naam erin gekrast en een hand is op hun mond geplaatst. De meisjes ademen licht en proberen zich los te spartelen. Ze knijpen hun ogen dicht en hopen op een dag ook een zeearend te zijn.

Er zijn mensen die zich om je bekommeren

De zee is open. De lucht is vrij. Een hand kan een stem doen verstommen maar niet een gedachte. De zee is wild. De arend tornt op tegen de wind, staat stil in de lucht. Het zeeschuim spat over de muur van de tuin. De vis huivert.

Zeg wees niet bang voor wat komt

De meisjes en de vrouwen houden elkaars schouders vast. Het schuim van de zee vermengt zich met hun zoute tranen. De wind wakkert aan. De vis laat het heldere maar zoute water vrij door zijn kieuwen stromen.

Zeg het is tijd om te openen wat gesloten bleef

Een voor een betreden de meisjes het bordes naar buiten, over de karmozijnroden loper die de tuin in steekt en die uitmondt in hun bloedrode en nachtblauwe tapijt in de tuin. De vrouwen en de meisjes dansen, laten hun spierballen rollen, tornen makkelijk op tegen de zware wind. De tuin, de lucht, de muren kantelen en rollen naar alle zijden uit. Stevig planten ze hun voeten op het tapijt dat zij gedroomd hebben.

Zeg een kameel past door het oog van een naald

Zeg kunst kan de wereld veranderen

***

WR